BVNL komt met moties voor snelle financiële regeling voor slachtoffers van de Japanse bezetting en Indische- en Molukse weduwen

Het kabinet moet terugkomen op het be­sluit om geen financiële regeling te tref­fen voor Indische en Molukse weduwen van ambtenaren of militairen, die tijdens de Japanse bezetting de Staat dienden. Ook moet de Staat tegemoetkomen aan de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 1 juni 2022 en de ongelijke behandeling wat betreft de vergoeding van oorlogsschade aan de slachtoffers van de Japanse bezetting rechttrekken. BVNL dient hiervoor moties in.

Backpay
Eind januari werd duidelijk dat er geen financiële regeling komt voor Indische en Molukse weduwen van ambtenaren of militairen, die tijdens de Japanse bezetting in dienst waren van het het Nederlands-Indisch gouvernement. Dat heeft staatssecretaris Maarten van Ooijen (VWS) ‘na een lange worsteling en zorgvuldige afweging’ besloten.

Sinds 1945 zijn er diverse regelingen geweest die gericht waren op individueel en collectief rechtsherstel van de Indische en Molukse gemeenschap, waaronder de zogeheten Backpay-regeling, waarbij ambtenaren en militairen die na de Tweede Wereldoorlog salaris of soldij waren mislopen, aanspraak konden maken op 25.000 euro. De Tweede Kamer heeft het kabinet gevraagd te kijken of er ook een speciale Backpay-regeling voor weduwen van deze ambtenaren en militairen kon komen. Bij het instellen van deze regeling in 2015 was bepaald dat die regeling de laatste zou zijn die gericht was op individueel rechtsherstel. Onverkwikkelijk, omdat de Staat ook jegens de weduwen een ereschuld heeft.

Ongelijke behandeling – materiële schade
Daarnaast heeft de staatssecretaris aangegeven niet met een individuele financiële regeling te komen voor de vergoeding van oorlogsschade aan de slachtoffers van de Japanse bezetting in voormalig Nederlands-Indië. 

De beslissing van de staatssecretaris is onbegrijpelijk, omdat de rechtbank in Den Haag op 1 juni 2022 heeft geoordeeld dat de Staat onrechtmatig handelt door de groep teruggekeerde Nederlandse slachtoffers die hebben geleden onder de Japanse bezetter ongelijk te behandelen, ten opzichte van de Nederlanders die onder de Duitse bezetter hebben geleden. Volgens de rechtbank valt voor het onderscheid in de mate waarin de verschillende groepen slachtoffers na de oorlog financieel tegemoet gekomen zijn, geen objectieve, redelijke grond aan te wijzen.

Hoewel de staatssecretaris in diverse gesprekken met de Stichting Japanse Ereschulden heeft erkend dat de uitspraak van de rechtbank Den Haag ‘pijnlijk’ is, komt hij met een hardvochtig nee als het gaat om het overgaan tot een individuele tegemoetkoming voor de ongelijke behandeling.  

Natuurlijke verbintenis en morele plicht
“Pijnlijk en onbegrijpelijk voor de slachtoffers”, aldus Wybren van Haga. Want op de Staat der Nederlanden rust de natuurlijke verbintenis en morele plicht tot schadevergoeding. Deze natuurlijke verbintenis, ook al kan deze niet juridisch worden afgewogen vanwege verjaring, moet gezien de rol van de Staat in het maatschappelijke verkeer worden nagekomen. Vooral omdat het hier gaat om de vergoeding van schade ten gevolge van buitengewoon leed in een buitengewone situatie van een oorlog, zoals de rechtbank heeft onderkend.

En er is haast bij: de groep waar het om gaat wordt per dag kleiner. Van de eerste generatie oorlogsslachtoffers is nog maar een hele kleine groep in leven. Stichting Japanse Ereschulden schat in dat het gaat een paar duizend mensen. Als in ieder geval deze groep een bepaalde tegemoetkoming krijgt, dan neemt de Staat een belangrijke stap in het benodigde rechtsherstel. Het is nog niet te laat om recht te zetten wat in het verleden fout is gegaan. Deze groep voelt zich nu al 78 jaar tweederangsburger in Nederland.

Bekijk hier en hier de moties van BVNL.

Ben jij al lid van BVNL?

Door lid te worden van BVNL profiteer jij van allerlei voordelen.